PRO PERSONA GGZ EDE

Alle aanmeldingen voor zorg komen binnen bij het Centraal Aanmeldbureau (CAB). Na administratieve verwerking en toetsing op formele vereisten ontvangt de cliënt een inschrijfbevestiging, informatie over het eigen risico en het toestemmingsformulier met een retourenveloppe. Zodra het CAB het toestemmingsformulier ingevuld retour ontvangen heeft wordt deze in het dossier verwerkt. Voor jeugdige aanmeldingen moet er een beschikking aangevraagd en toegekend worden bij de verantwoordelijke gemeente.Als het mailadres geverifieerd is ontvangt de cliënt een uitnodiging voor eHealth en als de cliënt toestemming heeft gegeven wordt er ook een uitnodiging voor ons digitale klantportaal verzonden. Hierna wordt de aanmelding doorgezet naar het team in de regio.De Zorgadministratie (ZA) legt de aanmelding voor aan de triagedienst. Zo nodig overlegt de triagedienst met de verwijzer of de aanmelding passend is. Bij passende aanmelding plant de ZA een eerste afspraak of zet de aanmelding op de wachtlijst. De ZA legt de eerste afspraak telefonisch met de cliënt vast (en geeft zo nodig uitleg bij de gemaakte keuzes). Er wordt toegelicht dat direct betrokkenen van de cliënt welkom zijn om aan dit eerste gesprek deel te nemen. Tijdens dit telefonisch contact kan een cliënt eventuele specifieke wensen met betrekking tot dit intake- en behandelplangesprek aangeven. De cliënt ontvangt vervolgens een schriftelijke afspraakbevestiging waarin alles nog eens rustig nagelezen kan worden.Voor sommige teams bestaan doelgroep-specifieke verwijsmogelijkheden in ZorgDomein

De (indicerend) regiebehandelaar draagt in principe verantwoordelijkheid voor het gehele diagnostische proces: hij/zij geeft uitvoering aan (een deel van de) de intake en het behandelplangesprek en legt de zorgtypering vast. Komen regiebehandelaar, cliënt en eventueel betrokkenen tijdens intake tot de conclusie dat de hulpvraag in een ander zorgteam of binnen een andere afdeling thuis hoort, dan zorgen we voor aanwijzing en kennismaking met een regiebehandelaar uit dat andere team of afdeling. Komen de regiebehandelaar, cliënt en betrokkenen tot de conclusie dat verdere behandeling binnen Pro Persona niet wenselijk is, dan zal de regiebehandelaar de verwijzer daarvan op de hoogte stellen. Indien mogelijk geven we advies over een ander, meer passend hulpaanbod. De regiebehandelaar is tijdens de intake verantwoordelijk voor werkdiagnose en behandelvoorstel. Hij/zij bespreekt dit met cliënt en eventueel betrokkenen. Wanneer de intake door een GZ-psycholoog gedaan wordt, bespreekt deze de intakegegevens, werkdiagnose en behandelvoorstel met een psychiater of klinisch psycholoog, gewoonlijk in een multidisciplinair overleg.

Zo mogelijk krijgt de cliënt op de dag van intake een (voorlopig) behandelplan. Dat lukt niet altijd wanneer meerdere zorgverleners bij de intake betrokken zijn. Dan streven we ernaar dat het behandelplangesprek en het daarbij horend behandelplan binnen maximaal 3 weken hebben plaatsgevonden. In het behandelplan staat de diagnose beschreven, het plan van aanpak en behandeldoelen, het moment van evaluatie en de verwachte resultaten van de aangeboden behandeling voor de komende periode. Soms is eerst meer uitvoerige psychodiagnostiek nodig alvorens een definitief behandelplan kan worden gemaakt; dan wordt dit in het voorlopige behandelplan vastgelegd. Met cliënten die crisisgevoelig zijn wordt in deze eerste fase aandacht besteed aan het opstellen van een persoonlijk crisissignaleringsplan (CSP), dat gedurende het zorgtraject zo nodig wordt aangevuld / aangepast. De regiebehandelaar blijft de eerste periode na het afspreken van dit behandelplan aanspreekpunt, in elk geval tot de start van de behandeling. Indien wenselijk wordt op dat moment (ook) een coördinerend regiebehandelaar aangewezen. Behandeling in de SGGZ vindt plaats door een zorgverlener die werkzaam is in een multidisciplinair team en die op dat team terug kan vallen bij stagnaties in de behandeling. Op vaste momenten vindt multidisciplinair overleg plaats waarbij naast de reguliere evaluatie en bespreking van behandelresultaten gelegenheid is stagnerende behandeltrajecten te bespreken (zie informatie bij punt 10).

Om na te gaan of de behandeling voldoende resultaat heeft gebruiken regiebehandelaars bij Pro Persona evaluatiegesprekken met de cliënt (zie ook punt 10) en diens naastbetrokkenen, waarbij ook de uitkomsten op ROM-vragenlijsten betrokken worden. Deze vult de cliënt bij voorkeur in vóór zijn eerste afspraak, enkele malen tijdens zijn behandeling en na afsluiting van de behandeling.De uitslagen van de vragenlijsten worden besproken in de evaluatie met de cliënt. Als er onvoldoende vooruitgang is in relatie tot de verwachte effecten van de behandeling als afgesproken in het behandelcontract, bespreekt de regiebehandelaar met de cliënt wat hiervan de oorzaken kunnen zijn en wordt de behandeling aangepast.

De regiebehandelaar informeert regelmatig of de cliënt tevreden is over de behandeling. Daarnaast vinden tussentijdse evaluatiegesprekken plaats. De methodiek en frequentie van de evaluatie hangen af van het zorgprogramma waarbinnen de cliënt wordt behandeld. In dit gesprek wordt o.a. de mening van de cliënt over de voortgang van de behandeling besproken en de uitslagen op de ROM-vragenlijsten. Wanneer er bijstellingen van de behandeling nodig zijn, bespreekt de regiebehandelaar dit in het MDO en met de cliënt.

Bij de tussentijdse evaluaties wordt de mening van de cliënt over de voortgang van de behandeling en over zijn relatie met de zorgverleners besproken en in het dossier vastgelegd. Ook vragen wij de cliënt naar suggesties voor verbetering van de zorg. Bij de afsluiting van de behandeling hoort een tevredenheidsmeting tot de standaard werkwijze (onderdeel van de ROM- eindmeting). Het instrument in de ROM dat door Pro Persona gebruikt wordt is de Consumer Quality Index (CQ-i) een gestandaardiseerde lijst die meet hoe cliënten de zorg en behandeling van Pro Persona waarderen. De CQ-i meet per zorgprogramma op de aandachtsgebieden bejegening, bereikbaarheid, informatievoorziening, keuzemogelijkheden, en vervulling van hulpwensen. Deze informatie gebruikt Pro Persona om de behandeling en dienstverlening te verbeteren.

Zo mogelijk krijgt de cliënt op de dag van intake een (voorlopig) behandelplan. Dat lukt niet altijd wanneer meerdere zorgverleners bij de intake betrokken zijn. Dan streven we ernaar dat het behandelplangesprek en het daarbij horend behandelplan binnen maximaal 3 weken hebben plaatsgevonden. In het behandelplan staat de diagnose beschreven, het plan van aanpak en behandeldoelen, het moment van evaluatie en de verwachte resultaten van de aangeboden behandeling voor de komende periode. Soms is eerst meer uitvoerige psychodiagnostiek nodig alvorens een definitief behandelplan kan worden gemaakt; dan wordt dit in het voorlopige behandelplan vastgelegd. Met cliënten die crisisgevoelig zijn wordt in deze eerste fase aandacht besteed aan het opstellen van een persoonlijk crisissignaleringsplan (CSP), dat gedurende het zorgtraject zo nodig wordt aangevuld / aangepast. De regiebehandelaar blijft de eerste periode na het afspreken van dit behandelplan aanspreekpunt, in elk geval tot de start van de behandeling. Indien wenselijk wordt op dat moment (ook) een coördinerend regiebehandelaar aangewezen. Behandeling in de SGGZ vindt plaats door een zorgverlener die werkzaam is in een multidisciplinair team en die op dat team terug kan vallen bij stagnaties in de behandeling. Op vaste momenten vindt multidisciplinair overleg plaats waarbij naast de reguliere evaluatie en bespreking van behandelresultaten gelegenheid is stagnerende behandeltrajecten te bespreken (zie informatie bij punt 10).

Om na te gaan of de behandeling voldoende resultaat heeft gebruiken regiebehandelaars bij Pro Persona evaluatiegesprekken met de cliënt (zie ook punt 10) en diens naastbetrokkenen, waarbij ook de uitkomsten op ROM-vragenlijsten betrokken worden. Deze vult de cliënt bij voorkeur in vóór zijn eerste afspraak, enkele malen tijdens zijn behandeling en na afsluiting van de behandeling.De uitslagen van de vragenlijsten worden besproken in de evaluatie met de cliënt. Als er onvoldoende vooruitgang is in relatie tot de verwachte effecten van de behandeling als afgesproken in het behandelcontract, bespreekt de regiebehandelaar met de cliënt wat hiervan de oorzaken kunnen zijn en wordt de behandeling aangepast.